zaterdag 8 maart 2014

Overpeinzingen voor een reflectie…

Darwin-I-think[1]
Dit zijn mijn overpeinzingen voor mijn reflectie op mijn eigen paper (zie daarvoor mijn blogpost Het buitenland op zijn informeel).

Werktheorie

Voordat ik aan de slag ging met het schrijven was mijn werktheorie:
  • studenten in het buitenland worden aan hun lot overgelaten
  • uitgaande van de door de opleiding beschreven sociaal constructivistische vise op leren is dat wel lastig
  • er moet dus meer sociaal worden geleerd: de participatiemetafoor (Sfard)
Natuurlijk zit er wel veel waarde in zo'n buitenlandstage, dat snapt iedereen, maar nu leren ze bijna in hun eentje, daar moeten ze toch anderen bij kunnen benutten (medestudenten en docenten)? Dat is ook logisch als je leren benadert vanuit de participatiemetafoor, maar dat gebeurt zeker in het buitenland onvoldoende niet… Ik wilde in mijn paper onderzoeken hoe de participatie kon worden bevorderen.
Ik kwam uit bij de sociale leergemeenschappen, bijvoorbeeld de door de HAN geïntorduceerde PLG’s, of de CoP van Lave en Wenger. Maar Ik wilde in mijn uitwerking vooral het proces benadrukken en niet de vorm. Daarom heb ik gekozen voor het uitwerken van netwerkleren (informeel leren).

Netwerkleren

De centrale vraag in mijn paper was: wat is de betekenis van informeel leren voor stagelopen (opdoen en verwerken van ervaringen) in het buitenland?
Netwerkleren wordt steeds meer gezien wordt als een heel belangrijke vorm van leren (De Laat spreekt over 60-80% van de professionalisering bij docenten). Netwerkleren is een informele manier van leren. Informeel leren past natuurlijk goed bij de doelgroep van de student in het buitenland. Je netwerken en relaties benutten om de ervaringen op een rijtje te zetten en nieuwe kennis op te doen. Eraut plaatst non-formeel leren tegenover het formele leren. Hij legt daarmee (net als een aantal andere auteurs, te beginnen met Illich, maar ook Wenger, Bereiter, Bransford) nadruk op een soort controverse in het schoolse leren. Wat is de rol van scholen? Het formele leren is te eenzijdig. Ik zie onderbouwd worden dat veel ruimte is voor informeel leren. De door de school gedefinieerde eindtermen en het curriculum moeten misschien niet de leeropbrengst bepalen…? Ze zouden ondersteunend moeten zijn voor het primaire leren. Het primaire leren vindt plaats, altijd en overal: temidden van de sociale relaties, in de praktijk, in het buitenland, in je hoofd, in het netwerk…
Als 'nauwverwanten' heb ik de leergemeenschappen belicht, waarbij ik eerst het gedachtegoed van Wenger (Community of Practice) heb gebruikt. Het geeft het leren als participeren mooi weer. Hoewel ik enerzijds zeer sterk het gevoel heb dat dit hét antwoord is op mijn aanvankelijke werktheorie: het ontbreken van de participatiemetafoor in het leren. Voelde ik ook aan dat er nog iets ontbrak.
In mijn zoektocht (voordat ik op het netwerkleren uitkwam) was ik erg begeistert geraakt door de ideeën van Paavola, Lipponen en Hakarainen, die drie innovatieve kennisgemeenschappen beschrijven. Langzaam vallen stukjes nu voor mij inelkaar. Ik ga dit beschrijven als tweede nauwe verwant.

Kenniscreatie?

Feitelijk baseert het netwerkdenken zich vooral op twee metaforen: de acquisitie-metafoor (leren is kennisverwerven, iets wat in je hoofd gebeurt) én de participatie-metafoor (leren is participeren, kennis is gesitueerd). Maar wat is de waarde van het ‘Wereld 3 – denken’ uit Bereiter zijn theorie? Paavola, Lipponen en Hakkarainen stellen een derde metafoor voor, die van de kenniscreatie.
In hun benadering (onderzoek) vergelijken ze drie modellen en drie manieren van kijken naar kennisgemeenschappen. De modellen zijn erg anders, maar delen ook hun basis, namelijk het integreren van drie metaforen, daar we wij in het onderwijs vooral gericht zijn op de acquisitie en (in mijn visie slechts gedeeltelijk) de participatiemetafoor. De derde metafoor is die van de kenniscreatie.
Ik merk nu in mijn eigen leren, en het discussiëren met anderen, hoe belangrijk het is om het ‘Wereld 3 – denken’ (Popper) toe te passen. Ik probeer me voor te stellen wat het betekent voor een buitenland-student die ervaringen op methodisch en relationeel vlak probeert te duiden. Hoe zou het zijn om gestimuleerd te worden om met anderen (andere buitenlandstudenten, docenten, familie, …) elkaars concepten, ervaringen, vragen, onzekerheden, probeersels en voorlopige betekenissen te delen. Om uitgaande van persoonlijke of gedeelde vragen proberen nieuwe antwoorden en modellen te creëren. 
Scholen (het formele leren) moeten mijns inziens studenten gaan leren om 'los gelaten te worden'. Om niet langer de eigen kennisbase en het curriculum (leerroutes en studiecontracten) als onwrikbaar voorop te stellen, maar veel meer ruimte te laten voor de processen zoals Paavola, Lipponen en Hakkarainen die zien in hun vergelijking.

Ruimte voor een nieuwe visie?

Maar kunnen scholen wel leven met de onzekerheid? Dat het nog niet zeker is wat studenten gaan leren? Verantwoording naar management en overheid over de kwaliteit en het afstudeerniveau staan onzekerheid niet toe en zorgt ervoor dat we inzetten op meer structuur, meer borgen en meer afrekenen op het behalen van de eindkwalificaties. Daartoe bouwen we ons curriculum dicht en is er voor studenten nauwelijks echte flexibiliteit.
Dat maakt dat scholen hun studenten misschien wel onbedoeld leren dat opvattingen en een knowledge base onwrikbaar zijn, dat leren vast staat. Dat is de kern van de acquisitie metafoor en de Folk theory the mind-as-container waar Bereiter naar refereert. Dit is mijn inziens niet het juiste uitgangspunt in een zorgwereld vol transities en onzekerheden.
Netwerkleren als aanvulling op onze huidige visie betekent nieuwe perspectieven toevoegen aan je eigen kijk op de wereld. Het 'drie metaforen denken' is mijns inziens de ontbrekende schakel in een nieuwe visie.

Conclusie?

Een student in het buitenland mist denk ik de structuur en de omgeving van het formele leren, waarin alles duidelijk was. Zonder de school die alles weet en je leerpad voor je uitstippelde (de zekerheid van het formele lesaanbod).
Mijns inziens moeten we toe naar een attitude waarin we onze ideeën en concepten met elkaar delen en vermenigvuldigen, waarin we elkaar en onszelf bevragen en betwijfelen.
Om in de praktijk informeel te mogen leren (netwerkleren) moeten studenten over de vaardigheden van het netwerken beschikken. Ik pleit voor een curriculum waarin we studenten leren wat het ‘Wereld 3 – denken’ is. Dat we studenten een attitude bijbrengen waarin onzekerheden en het niet-weten thuis horen, waarin docenten en studenten elkaar durven te (laten) bevragen, én waarin kennis-creatie het hoofdvak is.
Ik ga er van uit dat studenten die leren in een veilige leeromgeving, die leren dat ze het verkeerd mogen hebben, dat er geen 1 waarheid is, dat netwerken en relaties onderdeel zijn van de echte wereld, waar echt geleerd wordt van van andere perspectieven die onontbeerlijk en verrijkend kunnen zijn… dat juist die studenten met een gerust hart in het buitenland losgelaten kunnen worden.  
Dit gaat over een combinatie van de acquisitie, participatie en kenniscreatie metaforen. Het trialogisch leren van Paavola, Lipponen en Hakkarainen? Ik weet het niet maar ik ben wel erg nieuwsgierig geworden naar deze term.

Vragen over mijn paper

Heb ik wel voldoende de kracht van netwerkleren kunnen overbrengen? Wat is de opbrengst van informeel leren en hoe meet je dat? Moet je het wel willen meten? Waarom noem ik het netwerkleren niet gewoon CoP-leren? Had ik niet meer het leren moeten benadrukken wat door de digitale tools wordt ondersteund? Waarom heb ik voor mijn paper niet Kenniscreatie of Trialogisch leren als uitgangspunt genomen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten